前へ  次へ  目次へ

第9章

 

9.1 指示代名詞

 

近距離の場合. dit と deze:


'dit' は 'het' に対応し、近くにあるものを指すのに用います。英語の'this' のようにです。
'deze' は 'de' に対応し、近くにあるものを指すのに用います。
'de' は単数のものを指すのにも、複数のものを指すのにも用いられますので、英語に訳す時には、'this' か'these'になります。

het boek : dit boek is van mij. (this book belongs to me.)
de pen :deze pen is van mij. (this pen belongs to me.)
de boeken: deze boeken zijn van mij. (these books belong to me.)

遠距離の場合. dat と die:


'dat' も 'het' に対応しますが、英語の'that'のように遠方のものを指すのに用います。
'die' も 'de' に対応しますが、英語の'that'や'those'のように遠方のものを指すのに用います。

het boek : dat boek is van mij. (that book belongs to me.)
de pen :die pen is van mij. (that pen belongs to me.)
de boeken: die boeken zijn van mij. (those books belong to me.)

 

練習 69. Vertaal de volgende zinnen in het Japans:

  1. Vader leest deze krant.
  2. Geef mij dat boek.
  3. Van wie zijn die schoenen?
  4. Waarom heb je deze brieven niet gepost? (posten - to mail)
  5. Ken (to know) je die meisjes?
  6. Deze aardappelen zijn niet zo lekker.
  7. Deze bank heet ABN.
  8. Dit vliegtuig is op tijd.
  9. Die jongens praten veel maar doen weinig.
  10. Dat vak vind ik erg moeilijk.

 

練習 70. Vertaal de volgende zinnen in het Nederlands:

  1. My uncle and aunt live in that house. (het huis)
  2. This girl is my cousin and this boy is my little brother. (de jongen)
  3. Did you see those people yesterday?
  4. What did that woman say to you? (de vrouw)
  5. Why did you not speak to that child? (het kind)
  6. Does your father work in this room or in that office? (de kamer), (het kantoor)
  7. That bakery (bakkerij) has very good bread.
  8. Where did you buy this meat (het vlees)?
  9. When did Wim buy that nice bike? (de fiets)
文の主語として用いられる指示代名詞には複数形がありません。:
Dit is mijn boek. Dit zijn mijn boeken. (This is my book. These are my books.)
Dat is ons huis. Dat zijn onze vrienden. (That is our house. Those are our friends).

 

練習 71. 日本語に訳しなさい:

  1. Wat is dit?
  2. Wat zijn dat?
  3. Dit is een tulp. (tulip)
  4. Dat zijn ook dure bloemen.
  5. Dit zijn heel goede boeken.
  6. Het zijn boeken van heel bekende (well-known) schrijvers.
  7. Is dat een historische (historical) roman (novel)?
  8. Nee, maar dit zijn wel historische romans.
  9. Het is het beste boek dat ik ooit (ever) gelezen heb.
  10. Maar dat zijn ook geen slechte boeken.

 

練習 72. Vertaal in het Nederlands:

  1. These are his pencils.
  2. This (one) too?
  3. Yes, that (one) too.
  4. Those are very friendly people.
  5. Are these your shoes?
  6. No, those are my brother's shoes.
  7. This is your room.
  8. And is that your room?
  9. No, that is my parents' room.
  10. These are the rooms for the guests.
  11. Those are beautiful rooms.
  12. These are nice too, don't you think (vind je niet)?

 

9.2 複合前置詞

'er', 'waar', 'hier', や 'daar'が前置詞と結合する時、これを複合前置詞と呼びます。
waarop - on what (waar + preposition = what + preposition)
erop - on it (er " = it + " )
hierop - on this (hier + " = this + " )
daarop - on that (daar + " = that + " )
古い英語における複合の例と比較して見てください:
whereafter,whereupon, therewith, hereafter, etc.
オランダ口語においては、これらの複合前置詞は通常もとの二つの要素に分離されます。:
Waar zit je op? (What are you sitting on?)
Ik zit er niet op. (I am not sitting on it)
Ik zit hier niet op. (I am not sitting on this)
Ik zit daar nooit op. (I never sit on that)

 

練習 73. 日本語に訳しなさい:

  1. Waar praten jullie over? Over schoolwerk?
  2. Nee, daar praten we nooit over.
  3. Kunnen we daar op rekenen (count)?
  4. Ik begrijp er niets van.
  5. Hier staat geen prijs op.
  6. Waarop? Hierop?
  7. Nee, daarop.
  8. Ik wil er niet meer aan denken.
  9. Zij droomt er vaak van.
  10. Waar speelt het kind mee?
  11. Dat woord staat hier niet in.
  12. Daar geef ik geen antwoord op.
  13. Waar geef je geen antwoord op?
  14. Hier kan niemand mee werken.
  15. Waar rjd je mee naar je werk?
  16. Ik rijd soms met de bus.
  17. Daar heb je toch een auto voor!
  18. Je kan er ook in slapen.
  19. Waar kan je in slapen?
  20. Hierin natuurlijk!

 

練習 74. Vertaal in het Nederlands:

  1. I am thinking about it. (over)
  2. What are you looking at? (naar)
  3. I am looking at this.
  4. He is paying for it. (voor)
  5. Let's not talk about it. (over)
  6. We always read from it. (uit)
  7. The book is lying on it. (op)
  8. I cannot write with this. (met/mee)
  9. We will think about it.
  10. He asked for it.
  11. What were they listening to (naar)?
  12. What are you playing with?
  13. Do you always eat from that?
  14. After that we went home. (na)
  15. What is(goes) this book about?
  16. About ships. That's what it is about.
  17. I cannot live with it.
  18. Do I have to work with this?
  19. I know nothing about that.
  20. What are you sitting on?

 

練習 75. Vertaal in het Japans:

  1. Wij laten een huis bouwen.
  2. Ik moet mijn horloge (watch) laten repareren.
  3. Waar laat je het repareren?
  4. Mijn vrouw heeft haar haar laten knippen.
  5. Onze buurman laat zijn garage verven. (verven - to paint)
(参考)laten (zien) - to let or to allow to see, to show.
同様に、laten bouwen -to have built; (je haar) laten knippen - to have (one's hair) cut; (jeauto) laten repareren - to have (one's car) repaired, etc. 例.: Waar laat jij je haar knippen? - Where do you have your hair cut? ('Laten' can also mean 'to let': Laat me gaan! - Let me go!)

 

練習 76. Vertaal in het Nederlands:

  1. She is having the picture enlarged. (to enlarge - vergroten)
  2. They are having their child baptized. (to baptize - dopen)
  3. When did you have this picture (foto) taken?
  4. On the border (grens) we are having our passports (paspoorten) stamped. (to stamp -stempelen)
  5. You must have your tires checked. (tire - band; to check - nakijken, controleren)

 

9.3 口語における省略

オランダ語においては、英語と違って、'somebody' に相当する語を省いても良いことになっています。
met z'n (vijven, tweeen, etc.) - with five, two (persons), etc. 
mee (gaan) - to go with eg. somebody.
ある文の主動詞が 'gaan' や'komen' である場合、助動詞が来るとこれらの語は省略することが出来、事実、多くの場合省略されます。
Ik wilnaar huis (gaan);
Wij moeten mee (komen);
Zij mag niet (meegaan - goalong), etc.
形容詞から派生した名詞相当語句はオランダ語の場合後続する名詞を必要としません。
een goeie (goede) - a good one.
een grote, een mooie, een gele (a yellow one), etc.
'goeie' は口語的なくだけた表現ですが一般的な'goede'の異形です。同じような関係は、'rooie' と 'rode' (red), 'ouwe' と 'oude' に見られます。

 

9.4 比較級・最上級

比較級と最上級は英語とほとんど同じ仕方で形作られます。
groot - groter - grootste
klein - kleiner - kleinste
duur - duurder - duurste
goed - beter - beste
veel - meer - meeste
weinig -minder - minste

 
 

単語を覚えましょう

afsluiten - to shut out, to close off 
noemen - to call 
stellen - to put (eg. a question) 
passen - to fit 
breken - to break 
vechten - to fight 
leiden - to lead 
regeren - to rule 
varen - to sail 
uitleggen - to explain 
nakijken - to check (out) 
(een vraag) stellen - to put (a question)

het deel - the part 
de afsluitdijk - the enclosing dam, dyke 
de zoon - the son 
de boerderij - the farm 
de reis - the journey, trip 
de buitenlander - the foreigner 
de inwoner - the inhabitant 
het volk - the nation 
het karakter - the character 
het bondgenootschap - the confederation 
de zeespiegel - the sea level (mirror) 

de atlas - the atlas 
het schip,(schepen) - the ship(s) 
het rijk - the empire 
de filosoof - the philosopher 
de wereld - the world

(on)afhankelijk - (in)dependent 
eigen - own 
vreselijk - terrible (ly) 
zoiets als - something like 
vrij - free 
gelukkig - fortunately, luckily, happy 
beneden - below 
vroeger - in the past 
mee(gaan) - (to go) along, with 
ver - far 
toch - yet, still 
o.a. (onder andere) - among others 
d.w.z. (dat wil zeggen) - that means (that is to say)

Frans - French 
Duits - German 
Engels - English
 


 
 
 

オランダ語を読んでみましょう

オランダの旅 OP REIS IN NEDERLAND

Wim : Wie gaat er morgen mee naar Friesland?
Jim : Ik wil graag mee.
Wim : Goed. June heeft ook gezegd dat ze mee gaat en ik denk dat Henk en Hannie ook mee willen. Dan zijn we met z'n vijven.
Jim : Wat gaan we in Friesland doen?
Wim : Ik wil jullie o.a. de afsluitdijk laten zien en ook een paar mooie boerderijen en molens. Friesland is prachtig.
Jim : Wat is de afsluitdijk?
Wim: De afsluitdijk sluit het IJsselmeer van de zee af vroeger, tot 1932 heette het IJsselmeer de Zuiderzee. Toen konden de schepen van Amsterdam, via de Zuiderzee, naar de Noordzee varen. 
Jim : Is het niet vreselijk ver helemaal naar Friesland? Dat is toch een ander land?
Wim : Nee, heel veel buitenlanders denken dat Friesland een ander land is. De Friezen spreken wel hun eigen taal en het Friese volkskarakter is ook anders maar Friesland is maar een van de twaalf provincies van Nederland. Kijk, hier kan je ze zien, op deze atlas. De andere elf zijn Groningen, Drente, Overijssel, Flevoland, Gelderland, Utrecht, Noordholland, Zuidholland, Zeeland, Noordbrabant en Limburg.
Jim : Dus Noordholland is niet in het Noorden en Zuidholland is niet in het Zuiden! En waarom noemen buitenlanders Nederland altijd Holland?
Wim: Je stelt wel erg moeilijke vragen! Voor het antwoord erop moeten we naar de geschiedenis. In 1579 hebben zeven provincies een bondgenootschap gevormd. Dat was het begin van Nederland. Net zoiets als de confederatie van de dertien kolonies in Amerika, denk ik. 
Jim : Maar je hebt mijn vraag nog niet beantwoord: waarom noemen zo veel mensen Nederland Holland?
Wim : O ja. Omdat Holland (zuid en noord) de rijkste en grootste provincie was.
Jim : Heeft Nederland ook een 'War of Independence', hoe noem je dat, gehad?
Wim: Ja. Nederland heeft ook een vrijheidstrijd gehad en die heeft 80 jaar, d.w.z. van 1568 tot 1648 tegen Spanje gevochten. Nederland was toen een deel van het Spaanse rijk onder Karel V. Zijn zoon, Philips II, regeerde Nederland. Willem van Oranje was zoiets als George Washington: hij leidde de eerste vrije provincies tot de onafhankelijkheid. 
Jim : Is het niet erg ver naar Friesland?
Wim : Nee, hoor. Twee of drie uur met de auto. Nederland is niet zogroot. Je kan Nederland elf keer in de provincie Montana passen.
Jim : Montana is geen provincie! Het is een staat!
Wim : O, dat wist ik niet. Is dat belangrijk?
Jim : Ja, dat is erg belangrijk. Dat zal ik je later uitleggen.
Wim : Dank je wel. Hoeveel inwoners heeft Montana?
Jim : Ik denk dat er in Montana maar 700,000 mensen wonen.
Wim : Dat wist ik ook niet. In Nederland wonen meer dan veertien miljoen mensen! Jim : Is het waar dat Amsterdam lager ligt dan de zee en dat het dus zou overstromen als de dijken breken?
Wim : Ongeveer eenderde van heel Nederland ligt beneden de zeespiegel. De dijken moeten dus erg sterk zijn.
Jim : Is het IJsselmeer dus een polder?
Wim : Nee, nog niet. Misschien wordt hetlater een polder. Een deel is nu al polder. Dat kan je ook hier op de atlas zien. Een polder is land dat vroeger zee was. Grote delen van Nederland waren vroeger zee. Het was de Franse filosoof Descartes die gezegd heeft: 'God heeft de wereld gemaakt maar de Nederlanders hebben Nederland gemaakt!'
Jim : Dat is een goeie!

 

練習 77. Vertaal de bovenstaande dialoog in het Japans.

 

練習 78. Beantwoord de volgende vragen:

  1. Gaat June mee naar Friesland?
  2. Gaat Henk mee naar Friesland?
  3. Waarom wil Wim naar Friesland gaan?
  4. In welk jaar is de afsluitdijk gebouwd?
  5. Hoe heette het IJsselmeer vroeger?
  6. Is Friesland een land?
  7. Hoeveel provincies heeft Nederland?
  8. Spreken de Friezen hun eigen taal?
  9. Hebben de Friezen hun eigen volkskarakter?
  10. Wanneer hebben de zeven provincies een confederatiegevormd?
  11. Wie regeerde het Spaanse rijk?
  12. Wie regeerdeNederland?
  13. Is Nederland groter dan Montana of is Montana groter?
  14. Welk deel van Nederland ligt beneden de zeespiegel?
  15. Hoeveel mensen wonen er in Nederland?
  16. Is een deel van het oude IJsselmeer nu een polder?
  17. Wat is een polder?
  18. Ligt Amsterdam ook beneden de zeespiegel?
  19. Is het belangrijk dat de dijken erg sterk zijn?
  20. Waarom heeft Descartes gezegd dat de Nederlanders Nederland gemaakt hebben?
  21. Hoeveel staten heeft Amerika?
  22. Heeft Canada ook staten?
  23. Spreken de mensen in Canada een andere taal?
  24. Spreken de mensen in het zuiden van Amerika een andere taal?
  25. Hebben de mensen in het zuiden een ander volkskarakter?
  26. Wanneer was de Amerikaanse vrijheidstrijd?
  27. Wie was de eerste president van Amerika?
  28. Wat is de grootste staat van de Verenigde Staten?
  29. Wat is de grootste provincie van Canada?
  30. Kan je zeggen dat de Nederlanders Nederlandgemaakt hebben?


前へ  次へ  目次へ