前へ  次へ  目次へ

第5章

 

5.1 並列(等位)接続詞

'en', 'maar', 'want' や 'of' は並列接続詞と呼ばれます。これらの語が文を結ぶ時、文の語順は英語の場合のように変わりません。
Hannie houdt van zwemmen. Wim houdt van fietsen.
Hannie houdt van zwemmen en Wim houdt van fietsen.
Mnr. Van Dam werkt in een kantoor. Moeder werkt thuis.
Mnr. Van Dam werkt in een kantoor maar Moeder werkt thuis.
De familie gaat naar Duitsland. Ze blijven thuis.
De familie gaat naar Duitsland of ze blijven thuis.
Moeder rijdt snel naar huis. De kinderen zijn thuis.
Moeder rijdt snel naar huis want de kinderen zijn thuis.

 

5.2 従属接続詞

オランダ語では、上記の四つ以外の接続詞はすべて従属接続詞です。その接続詞によって導かれる節は主節に従属することになるので、そのように呼ばれます。そして、その場合、従属節の語順は変わります。この点が英語とオランダ語の異なるところであり、英語圏の人がオランダ語を学ぶ場合に困難を覚えるところでもあるでしょう。心に留めるべき最も大切な規則は、従属節においては定型動詞がいつでも節の末尾に来るということです。

二つの最も一般的な従属接続詞は omdat と dat です。

Mnr. Van Dam werkt vandaag niet. Het is zondag.
Mnr. Van Dam werkt vandaag niet omdat het zondag is. or
Omdat het zondag is, werkt mnr. Van Dam vandaag niet.
Mev. Van Dam zegt: Hij gaat vandaag niet naar de stad.
Mev. Van Dam zegt dat hij vandaag niet naar de stad gaat.


この他、次のような従属接続詞がしばしば用いられます。

 

練習 47. Vertaal de volgende zinnen in het Japans:

  1. Ik ga als jij ook gaat.
  2. Zij houdt van hem aangezien hij erg vriendelijk is.
  3. Wij gaan naar Amsterdam tenzij het erg koud (cold) is.
  4. Je krijgt  een nieuwe fiets mits ik genoeg geld heb.
  5. We gaan naar huis zodra Henk klaar (finished) is.
  6. Ik luister goed zodat ik het goed begrijp (to  understand).
  7. Hannie zingt terwijl Henk op de piano speelt.
  8. Wim luistert naar de radio voordat hij naar bed gaat.
  9. Mnr. Van Dam rust (to rest)  nadat hij getennist heeft.
  10. Hij koopt een auto alhoewel hij weinig(little) geld heeft.
  11. We blijven thuis indien het regent.

 

練習 48. 以下の二つの文をつなげなさい。

  1. Moeder gaat naar huis. Zij heeft groente gekocht. (wanneer)
  2. Ze gaat naar de bakker.  Ze koopt altijd brood daar. (omdat)
  3. Ze gaat op de fiets. Het regent hard. (tenzij)
  4. Ze gaat naar de slager. Ze is klaar bij de bakker. (zodra)
  5. De  bakker praat met moeder. Zij betaalt hem. (terwijl)
  6. Het brood is vers. Hij heeft het vanmorgen gebakken. (want)
  7. Moeder gaat naar de markt.  Ze heeft vlees gekocht. (als)
  8. Ze koopt groente. Ze heeft nog boontjes. (hoewel)
  9. De student luistert goed. Ze begrijpt het niet. (aangezien)
  10. Destudent luistert goed. Ze begrijpt het wel. (hoewel)
  11. Ik houd van hem. Hij is erg aardig (nice). (want)
  12. We gingen naar huis. De les was om  (finished). (nadat)

 

練習 49. 次に与えられている接続詞を用いて以下の文をつなげなさい。

    en, maar, want, of(or), of(whether), dat, omdat, aangezien, alhoewel, toen, indien, als, zodra, tenzij, voordat, nadat, mits, wanneer, zodat, waarom, terwijl.
     
  1. Vader vraagt (het). Hannie heeft haar huiswerk al gemaakt.
  2. Hannie zegt (het). Zij heeft het gisteren al gemaakt.
  3. Ik heb honger. Ik heb veel  gegeten.
  4. Moeder speelt op de piano. Vader zingt een lied.
  5. Hij skiet elke dag. Er is geen sneeuw.
  6. Ik begrijp (het) niet. Jij kan het niet doen.
  7. Wim houdt niet van zwemmen. Henk houdt er(it) ook niet van.
  8. Meneer Van Dam rust een uurtje. Hij heeft de hele dag getennist.
  9. Wij gaan  morgen zeilen. De zon schijnt.
  10. Ik help mijn vriend. Ik kan het ook niet.
  11. Zij gaat naar de bibliotheek. Zij leent een boek.
  12. Vader gaat naar  bed. Hij is moe(tired).
  13. Wim wil een ingenieur worden (to become). Hij wil een dokter worden.
  14. De baby lachte (lachen - to laugh). Hij zag zijn  moeder.
  15. Ik zal het weer uitleggen. Jij begrijpt het goed.
  16. Wij kunnen (can) vertrekken (to leave). Jij bent klaar (ready).
  17. Je kan (can) het krijgen (to get). Jij betaalt genoeg.
  18. Je moet (must) je kamer opruimen (to tidy). Je gaat uit.
  19. Ik zal je  opbellen (to call). Ik heb tijd.

 

練習 50. 最初に主節から始まる形で、次にもし可能なら従属節から始まる形で、以下の二つの文をつなげなさい。

  1. Moeder is moe. Ze heeft hard gewerkt vandaag. (want)
  2. Ik versta (to understand) je niet. Je praat zo snel. (als)
  3. Ik was mijn handen. Wij gaan eten. (voordat)
  4. Wim gaat vandaag niet naar school. Het is zaterdag. (aangezien)
  5. Vader leest de krant. Moeder kijkt naar de TV. (en)
  6. Ik ga naar school. Ik ben een beetje ziek. (hoewel)
  7. Ronald zegt (het). Het is koud. (dat)
  8. Wij luisteren goed naar u. Wij begrijpen u niet. (maar)
  9. Henk vraagt (het). Ze eten om zes uur. (of)
  10. Moeder antwoordt. Ze eten pas om half zeven. (dat)

 
 

単語を覚えましょう

spreken - to speak 
weten - to know 
corresponderen - to correspond 
moeilijk (vinden) - (to find) hard 
leren - to learn, teach, study 
heten - to be called 
moeten - must, to have to 
het druk hebben - to be busy 
de auto - the car 
de brief - the letter 
de naam - the name 
mensen - people 
getrouwd - married 
misschien - perhaps, maybe 
soms - sometimes 
helemaal (niet) - altogether, (not) at all 
natuurlijk - naturally, of course 
af en toe - now and then 
echt - real(ly) 
te - too 
prachtig - beautiful 
dus - thus, therefore, so 
Hoe heet je? etc. - What is your name? 
Ik denk het. - I  think so. 
nog niet - not yet 
niet meer - not any more, no longer 
waarschijnlijk - probably

Amerika - America 
De Verenigde Staten - The United States 
de broer - brother 
de zus(ter) - sister 
de neef - cousin (male), nephew 
de nicht -  cousin (female), niece 
de oom - uncle 
de tante - aunt 
de schoonzuster - sister in law 
de zwager - brother in law 
grootouders - grandparents 
de taal - the language 
de voorwaarde - condition 
iemand - somebody 
niemand - nobody 
welk(e) - which

注 i. 'Ze' はしばしばオランダ語においては目的格として用いられます。ですから、英語の'them' を直訳すると 'hen' と 'ze'のどちらにもなります。:実際、'I see them' は通常 'Ik zie ze'と訳されます。'Ze' は語勢が弱い形であり、'hen' は若干語勢が強くなります。例えば、物を比較する場合などです。:Praat je met ons of met hen?

 
 

オランダ語を読んでみましょう

アメリカからの手紙 EEN BRIEF UIT AMERIKA

Moeder: Wist je dat je een oom in Amerika hebt?
Henk : Nee, dat wist ik helemaal niet.
Moeder: Ja, ik heb een broer in Amerika, jouw oom dus. Hij is in 1952 naar Noord-Amerika geemigreerd toen veel mensen geemigreerd zijn. Eerst heeft hij in Canada gewoond, maar nu woont hij in Michigan, in de Verenigde Staten. Hij heet Cor.
Henk : Is hij getrouwd?
Moeder: Ja, hij is getrouwd met een Amerikaanse vrouw.
Henk : Hebben ze kinderen?
Moeder: Ja, twee, een jongen en een meisje.
Henk : Hoe heten ze en hoe oud zijn ze?
Moeder: De jongen heet Jim; hij is 16. Het meisje heet Jan; zij is veertien. Hun moeder heet Jane.
Henk : Jan? Dat is een jongensnaam!
Moeder: Nee, in Nederland wel, maar in Amerika niet.
Henk : Spreken ze Nederlands?
Moeder: Oom Cor natuurlijk wel, maar de kinderen waarschijn- lijk niet veel. Jullie moeten ze  Nederlands leren zodra ze hier zijn. Zijn vrouw verstaat wel een beetje Nederlands. Thuis spreken ze natuurlijk alleen Engels aangezien ze in  Amerika wonen.
Henk : Correspondeert u met ze?
Moeder: Ja, af en toe. Ik heb vandaag een brief van ze gehad.
Henk : En wat schrijven ze?
Moeder: Mijn broer schrijft dat ze in de zomer naar Nederland komen tenzij hij het te druk heeft.
Henk : Echt?! Dat is interessant!

 

練習 51. Vertaal de bovenstaande dialoog in het Japans.

 

練習 52. Beantwoord de volgende vragen:

  1. Wie heeft een broer in Amerika?
  2. Wist Henk dat?
  3. Wanneer is Cor naar Amerika gegaan?
  4. Waar heeft hij eerst gewoond?
  5. Heeft Cor een  vrouw?
  6. Hoe heet Henks tante?
  7. Hoe heet Henks nichtje?
  8. Hoe oud zijn de kinderen van oom Cor en tante Jane?
  9. Is Jan een jongensnaam?
  10. Spreken de kinderen van oom Cor Nederlands?
  11. Verstaat Jane Nederlands?
  12. Welke taal spreken ze thuis in Amerika?
  13. Wat schrijft  moeders familie?
  14. Wat is de voorwaarde?
  15. Hoe vindt Henk het dat ze komen?
  16. Heb je familie in Nederland?
  17. Hebben jullie familie in Canada?
  18. Hoeveel neefs en nichten heb je?
  19. Hoe heet je oudste neef?
  20. Waar woont je  oudste nicht?
  21. Is je oudste nicht getrouwd?
  22. Werkt je oudste neef?
  23. Ben je al in Europa geweest?
  24. Leven je grootouders nog?
  25. Spreek je  een andere taal?
  26. Heb jij altijd in Amerika gewoond?
  27. Correspondeer je met iemand in Europa?
  28. In welke taal schrijf je dan?
  29. Schrijf je  in het Nederlands?
  30. Schrijf je ook in een andere taal?


前へ  次へ  目次へ